Dodenboek van ruim zeventien meter lang

Het dodenboek van de koopman Qenna is met zijn 17,70 meter het langste handschrift in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden. Het werd omstreeks 1825 gevonden in een van de honderden rotsgraven van het Thebaanse gebergte, Midden-Egypte, die systematisch werden geplunderd door Europese verzamelaars en hun plaatselijke agenten. De lengte, kwaliteit en datering van het handschrift (1325-1275 v.Chr.) zijn uitzonderlijk voor papyrusrollen uit die periode.

Gekocht in Londen

Qennas Dodenboek werd in 1835 geveild bij Sothebys in Londen. Vanwege de bijzondere kenmerken van de papyrus werd er tegen de klippen op geboden. Uiteindelijk kwam het handschrift voor 168 pond in handen van Caspar Reuvens, de eerste directeur van het Rijksmuseum van Oudheden. Omgerekend was dat tweeduizend Nederlandse gulden, voor die tijd een heel bedrag. Misschien waren de emoties de overwerkte Reuvens te veel geworden, want op zijn terugreis naar Nederland, met het dodenboek in zijn bagage, werd hij, 42 jaar oud, door een dodelijke beroerte getroffen.

Opgevouwen handschrift

De lokale agent die in opdracht van een Engelse verzamelaar, consul-generaal Henry Salt in Alexandrië, de papyrus aan de oppervlakte bracht, beschreef in een rapport hoe het handschrift was gevonden: niet opgerold, maar in twaalf stukken van elk anderhalve meter gevouwen en op de mummie gelegd. Het buitenblad heeft dan ook wel geleden door de hars of olie waarmee de mummie was bedekt. Het lostrekken van de eerste drie vellen bij Sothebys zal het handschrift evenmin goed hebben gedaan. Toch is het er opvallend goed van afgekomen.

Uitzonderlijke lengte, kwaliteit en datering

Het bijzondere aan het dodenboek van Qenna is allereerst de lengte. Weliswaar kennen we ook manuscripten met een lengte van 40 meter, maar 17,70 meter voor een dodenboek blijft uitzonderlijk lang. De uitvoering van de tekst is van hoge kwaliteit. Heel bijzonder is bijvoorbeeld dat de hiërogliefen bij sommige spreuken in kleur zijn uitgevoerd, in plaats van alleen zwart en rood. De vignetten zijn uitzonderlijk verfijnd. Ze hebben duidelijk voorrang gekregen boven de tekst, waarvoor de schilder in enkele gevallen te weinig ruimte heeft opengelaten. De tekst, die 28 van de in totaal 162 bekende dodenboekspreuken bevat en nog enkele minder gebruikelijke formules, is dan ook weinig zorgvuldig. De datering is eveneens bijzonder. De corpulente, gedrongen gestalte van de dode en zijn eenvoudige kleding doen denken aan de zogenoemde Amarna-periode van koning Achnaton (1353-1335 v.Chr.). Daarmee is het handschrift ouder dan de bekendste dodenboeken.

Dodengericht

Het vignet op de eerste afbeelding komt uit het begin van Qennas Dodenboek, direct na een tweetal zonne-hymnen en de gebruikelijke afbeelding van de lijkstoet. Het is een afbeelding van het ‘dodengericht’ en hoort bij de spreuk: “Wat gezegd moet worden wanneer men de hal van de Dubbele Waarheid nadert”. Bedoeld om de doden te ontdoen van al zijn of haar zonden. Centraal staat een balans opgesteld. De godin van de gerechtigheid, Mat, herkenbaar aan de struisveer op haar hoofd, test met haar hand of het schietlood recht hangt. Op de twee schalen houden het symbool van Mat en het als pot weergegeven hart van Qenna elkaar in evenwicht. Qennas hart is dus even licht als de waarheid. Deze conclusie kan direct worden opgetekend door de god van de schrijfkunst, Thot, hier afgebeeld als een mantelbaviaan. Het vervaarlijke monster ‘Dodenverslinder’ hoeft de overledene geen tweede, definitieve dood te laten sterven. Qenna kan als een ‘gerechtvaardigde van stem’ worden voorgeleid aan Osiris, de koning van het dodenrijk. De godheid staat tussen zijn zusters Isis en Nephthys om Qenna toegang te verlenen tot zijn rijk.

“Ik ben rein”

De dode doet een negatieve schuldbekentenis aan Osiris: “Ik heb een arme zijn bezit niet ontnomen. Ik heb niet gedaan wat de goden verafschuwen. Ik heb een dienaar niet bij zijn meester belasterd. Ik heb geen verdriet berokkend. Ik heb niemand laten hongeren. Ik heb niemand laten huilen. Ik heb niet gedood. Ik heb niet laten doden.” Nadat de overledene door 42 rechters is ondervraagd, is zijn triomfantelijke conclusie: “Ik ben rein. Ik ben rein. Ik ben rein. Ik ben rein.”

De voorwerpen | Relevante voorwerpen