Gemummificeerde inspecteur

Dankzij een magische spreuk kon de overleden hoge ambtenaar Peftjaoeneith overdag zijn mummiekist verlaten en er zonder enige belemmering in terugkeren, zo vaak hij maar wilde. Door zijn toverkracht kon hij zich identificeren met de goden van het hiernamaals, met name de zonnegod Atoem. Spreuk 72 van het dodenboek – want daar gaat het om – staat in hiërogliefen geschreven op de hier afgebeelde kist in het Rijksmuseum van Oudheden. Het gevaarte (2,40 meter hoog) is kenmerkend voor de Late Periode van de Egyptische cultuur (722-332 v.Chr.): een groot, zeer verfijnd gedecoreerd model zonder weergave van armen, handen of ellebogen.

Kist met mooie schrifttekens

De spreuk over het ‘uitgaan overdag’ was in de ogen van de Egyptenaren essentieel voor de doden en kwam in de Late Periode steeds terug als vast onderdeel van de decoratie van mummiekisten. De kunstenaar van deze kist heeft overigens niet alleen veel oog gehad voor de magische werking van de hiërogliefen, maar ook voor hun decoratieve waarde. Elk teken is een schilderijtje op zichzelf en behoort tot de mooiste schrifttekens in de museumcollectie.

Mummiekist van Peftjaoeneith

Degene die hier is afgebeeld, is Peftjaoeneith, een ‘inspecteur van tempeldomeinen’. Zijn gezicht is groen, in Egypte de kleur van plantengroei en nieuw leven. Zijn pruik en baard duiden erop dat de overledene net als de god Osiris de dood heeft overwonnen. Rond de schouders van de kist ligt een fraaie bloemenkraag. Een belangrijk element daarin is de lotusbloem, in de Egyptische mythologie een teken van leven dat opkwam uit het oerwater en waaruit de zon verrees. Onder de kraag knielt de gevleugelde hemelgodin Noet, met in haar handen twee struisvogelveren als symbool van de lucht. Aan weerszijden staan Isis en Nephthys afgebeeld, de zussen van Osiris, met in hun handen de hiëroglief voor ‘eeuwigheid’.

Isis en Nephthys op de voeten

Aan weerszijden van de lange dodenboektekst zijn de zonen van de god Horus afgebeeld als speciale beschermers van de mummie. Op de voeten zien we weer de geknielde Isis en Nephthys. Op de rugpijler staat alleen een tekst in hiërogliefen. Op de rugzijde aan de binnenkant van de kist staat ‘de godin van het westen’, dat wil zeggen: de godin van de begraafplaats. Op haar hoofd prijkt de hiëroglief met haar naam. Met de armen gestrekt omhelst zij beschermend de dode.

Noet op de binnenkant

De binnenkant van het deksel laat opnieuw de hemelgodin Noet zien, nu afgebeeld als een zwarte, met sterren bezaaide nachthemel, die zich van horizon tot horizon over de dode heen strekt. Zij staat op het punt de rode avondzon met haar mond te verzwelgen, terwijl in haar schoot de zojuist gebaarde maan is afgebeeld. Daarmee wordt de dagelijkse cyclus van de zon en de maandelijkse cyclus van de maan gesymboliseerd eeuwigdurende ritmes waarin ook de dode hoopte te worden opgenomen. Aan weerszijden van de godin zijn de twaalf uren van de dag en de twaalf uren van de nacht weergegeven in de gedaante van geknielde vrouwtjes, respectievelijk met een zon en een ster op het hoofd. In de bijschriften zijn de Egyptische telwoorden van 1 tot en met 12 duidelijk zichtbaar. Peftjaoeneith kon zo met een gerust hart het hiernamaals tegemoet zien, opgenomen als hij was in de eeuwigdurende cyclus van het bestaan.

Luxe kist

De kist van de hoge ambtenaar is vervaardigd van massief hout en moet in het houtarme Egypte een fortuin hebben gekost. De mummiekist werd met de beroemde verzameling Anastasi aangekocht zonder dat de vindplaats bekend was. Het lijkt aannemelijk dat dit Sakkara was, zon dertig kilometer zuidwestelijk van Caïro. De titels van de dode duiden op Sais, de hoofdstad van Egypte in de 26ste dynastie en vermoedelijk de leefomgeving van Peftjaoeneith.

De voorwerpen | Relevante voorwerpen