Beschermende goden in beeld

In de Late Periode (722-332 v.Chr.) zien we steeds meer bronzen wijgeschenken. Bezoekers van een tempel kochten dan bij een werkplaats in de buurt een godenbeeldje of ander heilig attribuut. Dat geschenk werd vervolgens, al of niet voorzien van de naam van de gelovige gever, door bemiddeling van de priesters aangeboden aan de goden, uit dankbaarheid voor bewezen gunsten of om zich te verzekeren van voorspoed en gezondheid. Zo hoopten deze vrome gaven zich, net als dierenmummies, geleidelijk in het heiligdom op. Bij opgravingen in Egyptische tempels van de latere perioden worden geregeld bergplaatsen ontdekt onder vloeren of achter muren, waarin overbodig geworden cultische gereedschappen en wijgeschenken werden opgeborgen als de tempels eens in de zoveel tijd werden leeggeruimd en ‘schoongemaakt’.

Amon

Dit groepje votieffiguren (offergeschenken) bestaat uit bekende Egyptische goden. De figuur met de hoge verentooi is Amon, oppergod van het Egyptische pantheon (1539-1077 v.Chr.) en met zijn tempel ‘woonachtig’ in Thebe. De naam Amon betekent ‘de Verborgene’. Zijn verentooi symboliseert de onzichtbare goddelijke aanwezigheid om ons heen die alleen in de wind tot uitdrukking komt. Tussen de veren, die apart zijn gegoten en een deel van hun inlegwerk hebben behouden, prijkt de zonneschijf van Amon-Re (Re is de zonnegod). Amon staat met zijn linkervoet vooruit, zoals gebruikelijk bij mannelijke figuren. Hij draagt een kort godenschort, een concentrische halskraag en een lage kroon waarin de verentooi is bevestigd. In de vooruitgestoken linkerhand hield hij oorspronkelijk een lange staf, in de doorboorde rechterhand waarschijnlijk een levensteken. Hij vertoont nog resten van verguldsel.

Anoebis

De figuur met de jakhalskop is Anoebis. Hij wordt gezien als beschermer van begraafplaatsen, waarlangs de jakhals rondzwerft, en van de mummificatie. Ook dit beeldje hield oorspronkelijk enkele attributen in zijn handen. Een zware driedelige pruik met ingegrifte haarstrengen camoufleert de overgang tussen dierenkop en menselijk lichaam.

Ptah

Ptah, de figuur met de alles verhullende wade en een lange was-scepter met gestileerde dierenkop (een teken van goddelijke macht) is de stadsgod van Memphis, de administratieve hoofdstad van Egypte. Van deze oergod wordt verteld dat hij de wereld schiep door van alles de naam uit te spreken. Hij draagt een korte baard en een nauwsluitend schedelkapje. Net als de andere goden is hij massief gegoten.

Imhotep

Een late verschijning in het Egyptische pantheon is Imhotep, bouwmeester van farao Djoser uit de derde dynastie (2630-2611 v.Chr.) en schepper van de beroemde trappenpiramide bij Sakkara, de begraafplaats van Memphis. Als beschermer van de geneeskunde werd hij door de Grieken gelijkgesteld aan Asklepios, en als scheppend kunstenaar en voormalig burger van Memphis werd hij beschouwd als een zoon van de scheppergod Ptah. Gewoonlijk wordt Imhotep zittend afgebeeld terwijl hij leest in een papyrus (tweede afbeelding). Op deze papyrusrol staat zijn naam geschreven. Op de holle basis van het beeldje staat een zogenoemd wij-opschrift: ‘Imhotep, moge hij leven geven aan Tjahapimoe.’ Mogelijk is het beeldje een wijgeschenk van een zieke die om genezing vroeg. Imhotep is hier verbeeld als een wijze oude man met kort geschoren haar, gekleed in een lang geplisseerd schort. Het beeldje komt vermoedelijk uit Memphis.

De voorwerpen | Relevante voorwerpen