Munten

Omstreeks 280 v. Chr. werden in Rome de eerste munten geslagen, maar het zou nog bijna twee eeuwen duren voordat de Romeinse muntmeesters beeltenissen van beroemde staatslieden of belangrijke historische gebeurtenissen op hun munten mochten zetten. In 44 v. Chr., het jaar waarin hij werd vermoord, verwierf Julius Caesar als eerste het recht om munten met zijn eigen portret te laten slaan. Vanaf keizer Augustus (27 v. Chr.) werd het portret van de keizer de gebruikelijke afbeelding op de voorkant van de munt.

Massacommunicatiemiddel

Daarmee was de munt het massacommunicatiemiddel bij uitstek geworden: de burgers van het Romeinse rijk wisten nu wie hun keizer was. De munt gaf niet alleen de gelaatstrekken van de heersende vorst weer, de keizer liet op de keerzijde ook persoonlijke boodschappen aanbrengen, zijn politieke programma, zijn dynastieke banden, zijn band met de goden, het volk en het leger, zijn grootse prestaties, deugden en militaire overwinningen. Daarvoor werden afbeeldingen gebruikt, allegorieën, symbolen en teksten.

Muntrecht

In ons land zijn nooit van staatswege Romeinse munten geslagen. Het recht om gouden en zilveren munten te slaan berustte in tijden van oorlog van oudsher bij de Romeinse veldheer. Het muntrecht van het kopergeld lag bij de senaat, het hoogste bestuursorgaan ten tijde van de republiek. Het laten slaan van gouden en zilveren munten behoorde vanaf Augustus tot de rechten van de keizer.

Randschrift op beide zijden

Op de keerzijde van koperen en messing munten staat meestal de afkorting SC, senatus consulto (bij senaatsbesluit), een vaste formule die het recht van de senaat weergeeft. Het randschrift van munten uit de Romeinse keizertijd is volgens een vast schema opgebouwd. Het eerste deel, op de voorkant, begint met het predicaat Imperator, gevolgd door de persoonlijke namen, erenamen en triomftitels van de vorst. Het tweede deel, meestal op de keerzijde, laat de ambtstitels zien: het pontificaat, de tribunicische macht (de keizerlijke tegenhanger van het volkstribunaal), de imperia, het consulaat en de eretitel pater patriae, alle afgekort.

Keizer Tiberius

Op de eerste afbeelding links zien we een gouden munt (aureus, 1,9 centimeter hoog) met de kop van keizer Tiberius, de opvolger van Augustus, die regeerde van 14 tot 37 na Chr. Het randschrift luidt in vertaling: ‘Ti[berius] Caesar Augustus, zoon van de vergoddelijkte Augustus’. De munt is gevonden tijdens opgravingen van het Romeinse castellum in het Zuid-Hollandse Valkenburg.

Keizer Nero

De andere munt, een messing sestertius van keizer Nero (tweede en derde afbeelding), is geslagen tussen 64 en 66 na Chr. in Lugdunum (Lyon). Op de afbeelding zien we de keizer staande naast een andere persoon vanaf een podium drie soldaten toespreken. Op de achtergrond zijn drie zuilen van een gebouw te zien. In het veld staan de letters SC. In de afsnede staat in vertaling de tekst ‘toespraak tot de troepen’. De adlocutio, een plechtige toespraak tot de troepen (cohortes), verscheen vanaf keizer Caligula op Romeinse munten om de band van de keizer met het leger te benadrukken. De munt heeft een uitzonderlijk fraai patina. Dat komt doordat hij bewaard is gebleven in het water. Het muntstuk is in 1978 opgebaggerd uit de Maas bij Kessel (Noord-Brabant).

1. De voorwerpen | Relevante voorwerpen