Opgravingen tussen 1907 en 1911

De grafheuvelrij van Epe-Niersen is nauw verbonden met het Rijksmuseum van Oudheden. Het is in deze rij grafheuvels dat de jonge conservator en later directeur J.H. Holwerda tussen 1907 en 1911 en op uitnodiging van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina diverse opgravingen verrichtte. Daarbij deed hij spraakmakende vondsten, waaronder een compleet bewaarde ‘hurkbegraving’.

Stimulans voor ontwikkeling archeologie

Holwerdas onderzoek speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Nederlandse archeologie. Het vormde een basis voor het onderzoek naar de bekerculturen van de latere conservator Bursch. Ook was het een vast onderdeel van verschillende presentaties in het museum en was een van de redenen voor het Rijksmuseum van Oudheden om mee te doen aan het Ancestral Mounds-project tussen 2008 en 2012. Het goed bewaarde graf van Niersen, eveneens afkomstig uit deze rij, werd later opnieuw onderzocht met moderne middelen, zoals röntgenanalyse.

Belangrijke verzameling grafheuvelmateriaal

Het meest van belang is echter dat de opgravingen van Holwerda passen in een patroon waarbij grafheuvelonderzoek en vondsten hun weg naar het museum hebben weten te vinden. Het gaat dan vooral om onderzoek en voorwerpen uit het late neolithicum en de bronstijd, die gedaan zijn in oostelijk Nederland – in het bijzonder in het Veluwegebied. Naast de genoemde en latere opgravingen betreft het ook aangekochte collecties zoals die van kapitein Bellen in de jaren dertig en die van Eduard Zuurdeeg in 2010. Het Rijksmuseum van Oudheden heeft kortom een van de belangrijkste verzamelingen van grafheuvelmateriaal in Noordwest-Europa, waarbij een groot deel door het museum zelf is opgegraven.

Opgraving Veluwe

Een aantal grafheuvels uit de rij Epe-Niersen

Opgraving Veluwe Epe-Niersen

Hoog bezoek: prins Hendrik (tweede van links) bij een opgraving in Vaassen. Vóór de geboorte van Juliana in 1909, bezocht ook koningin Wilhelmina de opgravingen. (Vaassen, 1909)